Licht en beleving
In principe is licht onzichtbaar. Je ziet het pas als het ergens tegen weerkaatst. Een licht oppervlak weerkaats veel licht, terwijl een donker oppervlak licht absorbeert. Verlichting kan een ruimte groter of kleiner doen lijken, fris maken, spanning brengen, maar ook saai of warm maken.
Er zijn twee soorten licht: daglicht en kunstlicht. Op daglicht kun je niet zoveel invloed uitoefenen, wel kan je het temperen met gordijnen of zonwering. Kunstlicht wordt door ons zelf bepaald: de hoeveelheid, het soort en de functie van het licht.
Daglicht komt in grote verscheidenheid binnen, afhankelijk van het uur van de dag, tijd van het jaar en de ligging ten opzichte van de zon. Noorderlicht is het meest constante in hoeveelheid en kleur, vandaar dat de meeste kunstschilders hun atelier het liefst op het noorden hebben.
Te veel licht is niet prettig. Daarom moet zowel daglicht als kunstlicht beheerst kunnen worden. Maar ook te weinig licht is niet goed. Zorg voor een gelijkmatige verlichte ruimte, ook als je alleen maar leest of werkt. Belangrijk is dat werklicht neutraal is. De lichtbron moet ook geen hinderlijke schaduwen geven. Bij beeldschermen moet je erop letten dat de lichtbron niet gereflecteerd wordt op het scherm.
Om een ruimte prettig te verlichten zijn er meerdere lichtpunten nodig en verschillende soorten licht. Combineer algemene verlichting met accentverlichting en sfeerverlichting.
Een goede verlichtingscombinatie kan bestaan uit een reeks lagen die gelijkmatig in elkaar overlopen. Begin met zachte, algemene verlichting of een uplight en vul die aan met bijvoorbeeld spotjes. Deze kunnen accenten geven op een schilderij of een mooi hoekje. Een tafel- of schemerlamp zorgt voor een zacht gespreid licht. Voeg tot slot een leeslamp toe en de ruimte is sfeervol en ook functioneel.
Zonder licht…..geen zicht.
Anita Remijnse